-
1 get used to
-
2 shake down
gaan slapen; schudden; bewegen; geld afpersen; afpersing; zoekenshake down2 goed/gesmeerd gaan lopen ⇒ werken, goed afgesteld zijn 〈van machine e.d.〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (af/uit)schudden♦voorbeelden: -
3 accustom
v. wennen aan, gewend raken aan[ əkustəm]♦voorbeelden:accustom someone to something • iemand wennen aan iets -
4 settling down
het aannemen van een vaste betrekking; het gewend raken; het stabiel worden (v. weer); het minder worden; het zich vestigen
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский